[:nl]Op basis van het wettelijk specialiteitsbeginsel dient de vennootschap steeds te handelen met het oogmerk om haar vennoten een rechtstreeks of onrechtstreeks vermogensvoordeel te bezorgen (artikel 1 W. Venn.). Dit winstoogmerk behoort tot de aard zelf van de vennootschap. Handelingen gesteld in strijd met dit beginsel zijn absoluut nietig, d.w.z. ze worden geacht nooit tot stand te zijn gekomen, noch gevolgen te hebben gehad.
In een arrest van 15 juni 2017 van het Hof van Beroep te Antwerpen werden deze principes nogmaals bevestigd. Hans Van Gompel en Melike Orhay schreven hieronder een noot gepubliceerd in Limburgs Rechtsleven met als titel: “Het wettelijk specialiteitsbeginsel vervat in artikel 1 W.Venn.: principe, sanctie en toepassingen”. Klik hier voor het arrest en de noot.
Het besproken arrest oordeelde, op basis voor voormelde principes, dat een kwijtschelding van een rekening-courantschuld door een vennootschap aan één van haar schuldenaars, zonder enig concreet voordeel voor de vennootschap nietig was. De na het faillissement van de vennootschap door de curatoren tegen de schuldenaar gestelde vordering tot aanzuivering van de rekening-courantschuld trof derhalve doel.
Antwerpen 15 juni 2017, Limb. Rechtsl., 22-26, noot H. Van Gompel en M. Orhay: “Het wettelijk specialiteitsbeginsel vervat in artikel 1 W.Venn.: principe, sanctie en toepassingen”[:]